Vroeg snelontbijt in de hut , klein uur aanlopen naar het ijs, stijgijzers onder, aan het touw en in de stralende zon eerst over stijl ijs, dan ploeterend door kniehoge sneeuw, puffend in de volle felle gletscherzon, droge keel, stappend in de sporen van de touwleider. Springend over een spleet blijft een dingetje op weg naar de Piz Buin, kapot. Een half uur rotsklimmen naar de top, boven foto’s, reepje, kijken, ademen. Lachend, kletsend terug, ik ben weer helemaal het mannetje, praatjes tijdens de afdaling. Flink doorstappen, het ijs smelt, struikelend, rot eind naar de Wiesbadener Hütte. Bijkomen in de namiddagzon. De komende twee uur strompel ik naar beneden achter mijn maten aan naar het stuwmeer onder de pas, dat maar niet dichterbij komt, in de auto op de achterbank eindelijk de schoenen uit.
Op weg vanuit vissersplaatsje Ullapool naar de hut Shenavall aan het Loch na Sealga (twee uur boven de Dundonnell rivier, onderaan de donker bruine An Teallach) was het al koud, keiharde wind en glad. Tegen de wind in leunend, hielden de wandelstokken ons overeind. De wind trekt, duwt, stoot, slaat ons vier dagen in het gezicht (windburned). Vanuit de hut zompend door rivieren en glibberend over bevroren passen. De laatste nacht in een hut met vuurtje van nat hout. Op weg met het geweldige schotse licht vallend door de wolken over groen, bruin, zwart en blauw. Na de laatste pas aan het eind van de middag in de stromende regen, door druipend bos en nat gras, op weg naar beneden….nog 10 km door een schitterend grauwe vallei over glinsterend asfalt. Lispelend en verlangend bellen we aan bij het eerste huis aan de doorgaande weg.
In Pebbles loop ik ca 15 minuten (van de 74!), in dor en snikheet India, dicht op de huid en gespannen mee met aangeschoten en rokende vader op veilige afstand gevolgd door zijn zoontje, over een landweg op weg terug naar hun dorp. Hun missie in een buurdorp is jammerlijk mislukt. Na een ransel, zonder water, op blote voeten tot elkaar veroordeeld, lopend, geen busgeld. Het jongetje is bang, let goed op het aantal meters tussen hem en zijn vader, toegeknepen ogen, alles straalt droog. Dan pakt hij een kiezelsteen, maakt hem schoon met zijn hemd, in zijn mond. Na uren afzien legt hij het steentje op een schapje in het keukenkastje op een stapeltje kiezels.
Maarten Biesheuvel denkt zichzelf op de fiets (in welk verhaal?) alsof hij de wereld onder zich laat draaien door op de pedalen te staan. Hij is helemaal content.