Onbestaandheid

altijd al was ik er niet,

nu ben ik er even wel, en straks ben ik er weer heel lang niet en in die onbestaande toestand maak ik de hele wereld mee.

ik ben zand op de bodem van de oceaan, behalve heel even daar waar ik leef, daar ben ik een klein eilandje, met een palmboom misschien, en dan weer heel lang onder water.

                                                              Nicole Kaandorp

Onbestaandheid

Het woord onbestaandheid trof me toen ik samen met dichter Nicole Kaandorp deelnam aan een avond over de dood (de zoveelste, maar het kunnen er nooit genoeg zijn) in Vox Pop aan de UvA. Op basis van haar tekst, die zij ter plekke voordroeg, leidde ik een Benedictijnse Dialoog light.

Zij gebruikte de woorden en beelden die al een tijdje in mijn hoofd op zoek waren naar een plekje, een laatje, om zich daar geriefelijk en geordend te ruste te leggen.

Het leven hier op aarde kan ik me voorstellen als een tijdelijke onderbreking van een veel langer bestaan ergens anders. Heel lang ben ik er niet, dan leef ik even en dan ga ik weer op in een groter geheel. Dat heel lang er niet zijn noemt Nicole de onbestaandheid, voor de geboorte en ná de dood. (of: heel lang leven we hier op aarde, dan zijn we er even niet en daarna  verschijnen we weer in een fysieke vorm). ‘…en in die onbestaande toestand maak ik de hele wereld mee’ drukt uit dat hoewel we geen fysiek hebben er toch zijn.

Waarom geeft dit concept mij rust (en troost!)?

Het is een manier van denken voorbij de strakke definities en percepties van leven en dood. Het geeft mij een plek op een niet-lineaire tijdlijn, één die niets meer met tijd te maken heeft.

Ik kan me op deze manier zien als iets in een ondenkbaar groot universum. Een universum waar ik uit voortkom als uit sterrenstof, als een korreltje zand op de bodem van de oceaan. In menselijke termen ben ik tijdens mijn leven heel concreet hier op aarde. En daarna ben ik weer onderdeel van het grote geheel.

Dit beeld (bedacht natuurlijk, enkel en alleen om het mirakel van leven en dood hanteerbaar te maken) stelt me gerust omdat het me optilt boven het aardse gedoe. Ik hoef me geen zorgen te maken over het feit of het allemaal wel goed met me komt. Het ís goed!

Én het stelt me gerust dat ik er altijd ben. Ik zal er ook na mijn dood zijn voor mijn geliefden en vrienden. In die permanente aanwezigheid krijgt herinneren een andere dimensie. De gedachte dat ik pas dood ben als ik niet meer herinnerd wordt lijkt minder relevant. Ik besta voorbij de herinnering. In verbondenheid met alles en iedereen.