Pijn aan mijn vingers

Onder aan de rotswand

….het dunne touw aan de gordel, knellende schoentjes

….eerste haak ver boven de grond, diep inademen

….eerste stap, reikend naar de haak

….waar ben ik aan begonnen?

….stapje voor stapje, warme zon op de rug

….kleine comfortabele richeltjes voor mijn voeten, gladde rots

….dorst, slikken, zon, ademen

….onderarmen verzuren, klimmerszweet, aanmoediging van beneden

….de moeilijkste stappen moeten nog komen, onder het dak inhaken

….op adem komen, rusten, armen losschudden

….de rots boven me aftastend met een hand, beet!

….andere hand hoger zetten, ene voet los, naast de hand op de rand

….afzetten, doorpakken, grote bakken, ik sta op het balkon, veilig!

….alleen aan de wand, omkijkend met de rug tegen de rots, gelukt!

Geen vooruitzicht om dit voorjaar ergens in Zuid-Europa in T-shirt aan de rots te hangen. De fysieke en mentale uitdaging om een moeilijke route klimmen is er niet. We worden weggehouden van de rotsen. Wil Moeder Aarde ons nu niet?

Rotsklimmen is één-op-één, de rots en jij. Voor de eerste stap is gezet, moet er eerst toestemming worden gevraagd: is het okay als ik hier omhoog ga? Als ik mijn handen aan het begin van de dag op de rots leg, dan stroomt het door me heen.

Nan Shepherd schrijft daarover in De levende berg: En daar lig ik dan, op het plateau, met onder mij de kern van vuur die deze grommende, knarsende massa van plutonisch gesteente heeft opgestuwd, met boven mij de blauwe lucht, en tussen het vuur van steen en het vuur van de zon is er gruis, aarde en water, mos, gras, bloem en boom, insect, dier en vogel, regen, wind en sneeuw – de totale berg.

Aan de rots is het is hard tegenover zacht. Het is rots tegen spieren, duidelijk wie er moet incasseren als er iets mis gaat. Het statige en ongenaakbare en mijn persoontje. Bij de miljoenen jaren oude rots voel ik me nederig. Keert de rots zich van me af of ben ik welkom?

Aan de rots is het hard werken, vloeken, zweten, schmieren, smeken, schuren, (wan)hopen, angst, dorst, vertrouwen, genieten, pure concentratie, blijheid, stalen spieren, verwondering, een glimlach, dankbaarheid, pijn, glorie, mislukking en opnieuw beginnen.

En nu doen mijn vingers pijn. Mijn vingertoppen zijn weer kantoorzacht.

De pezen, botjes, spieren, gewrichten, knobbels krijgen zeeën van tijd om te ontspannen en te herstellen. De vingers snappen nog niet helemaal wat er aan de hand is. Er wordt niet meer aan ze getrokken, gedraaid, gestoten. Ze worden niet meer extreem aangesproken. Ik voel steken, het kriebelt. Mijn vingers zijn hard aan het werk tijdens hun vakantie. Mijn handen jeuken.